
Maak kennis met Antoni van Leeuwenhoek
Met alle activiteiten in het Antoni van Leeuwenhoekjaar 2023 benadrukken we vooral zijn wetenschappelijke prestaties. Eén van de reuzen in de geschiedenis van de wetenschap. Een pionier in de studie van microbieel leven en microscopische structuren en processen.
Antoni als gewone burger
Wat zijn verhaal bijzonder maakt is dat hij dat deed het als een gewone burger, zonder universitaire opleiding, zonder kennis van het Latijn of een positie in de samenleving die het vanzelf status gaf. Hij deed het gewoon met zelfgemaakte microscopen en een niet aflatende nieuwsgierigheid.

Zijn verhaal wordt vooral verteld in de honderden brieven en tekeningen die verslag doen van zijn waarnemingen en experimenten. Het zijn de brondocumenten voor de tientallen boeken en artikelen vooral in de vorige eeuw, die ons begrip van Leeuwenhoeks bijdragen aan de wetenschap in zijn eigen tijd en van vandaag vormen. Aan de persoon Van Leeuwenhoek is tot nog toe niet zoveel aandacht besteed. We beschrijven hier ook zijn persoonlijke leven waar we nog steeds meer van te weten komen door nieuwe onderzoeken in de archieven en zijn brieven.

Antoni van Leeuwenhoek woonde in Delft met zijn ouders, grootouders, zussen, tantes, ooms, neven, echtgenotes en kinderen. Dat betekende veel bruiloften en begrafenissen. Waaronder verdrietig genoeg die van zijn beide vrouwen en vier van hun jonge kinderen. Antoni ging naar school, maar hij deed het niet zo goed. Twee keer ging hij in de leer bij een meester, de tweede keer met succes. Vanuit zijn huis in het toen heel moderne deel van Delft dreef hij een lakenwinkel.
Wat we nog meer lezen is dat hij onroerend goed kocht en verkocht, geld leende en een hypotheek betaalde. En hij dronk thee om zijn katers te behandelen. Hij bezat een tuin buiten de stadsmuren, had een papegaai en tijdlang een paard. Hij maakte zoals we lezen ook zijn eigen dakgoten schoon. En was de toezichthouder van de afvalinzameling in zijn buurt. Hij reisde wanneer hij familie in Rotterdam en vrienden in Antwerpen, Zeeland en Utrecht ging bezoeken. Ook een mooi detail; in 1693 droeg hij bij aan een fonds om de zoon van een buurman los te kopen van Algerijnse piraten.
Leeuwenhoek was ook een gewaardeerd stadsambtenaar. Hoewel zijn moeder onder haar stand in de sociale hiërarchie was getrouwd, behoorde haar familie al eeuwenlang tot de heersende regenten van de stad. De burgemeesters en schepenen (wethouders) vertrouwden Van Leeuwenhoek, toen nog geen dertig jaar, toe om hun werk in het stadhuis te ondersteunen. En begonnen hem al snel andere taken toe te vertrouwen.
De bestuurders van Delft stelden hem aan als een van de twee ‘wijkmeesters-generaal’, verantwoordelijk voor de rapportage over de leefbaarheid in de stad. Tientallen keren vroegen ze hem toezicht te houden op de nalatenschap van een overleden of insolvente persoon. Voor zijn eerste zaak regelde hij de financiën van een jonge man die zijn erfenis had verkwist. Zijn bekendste zaak was de ingewikkelde, door schulden geteisterde nalatenschap van de schilder Johannes Vermeer. Of beiden elkaar hebben gekend is tot nu toe niet duidelijk.

De burgemeesters en schepenen maakten Leeuwenhoek ook assistent-wijnroeier en bevorderden hem later tot hoofd wijnroeier, verantwoordelijk voor het innen van de stad accijnzen op de in- en uitvoer van wijn. Door deze banen kon Leeuwenhoek gedijen en een aanzienlijk landgoed doorgeven aan zijn enige kind, Maria. Toen ze stierf, was ze één van de rijkste mensen van Delft.
De eerste stappen als onderzoeker
Leeuwenhoek was een leergierig persoon. Hoewel hij niet ver kwam met formeel onderwijs, leerde hij als leerling bij een Amsterdamse lakenhandelaar hoe hij een bedrijf moet runnen. Later werd hij gecertificeerd als landmeter, wat hem de geavanceerde wiskundige vaardigheden gaf die nodig waren om als wijnroeier te kunnen werken. In de jaren voordat hij naar de Royal Society begon te schrijven, leerde hij over de ideeën van René Descartes, de filosoof aan de basis stond van de wetenschappelijke revolutie en die ook in de Republiek der Nederlanden werkte. Vooral zijn theorie van de bolvormige materie inspireerde Van Leeuwenhoek, die dit gebruikte in zijn beschrijvingen van zijn waarnemingen gedurende zijn hele carrière.
Van Leeuwenhoek besteedde inmiddels talloze uren op een draaibank met het slijpen en polijsten van kleine lenzen. Hij blies glas om de instrumenten te maken die hij gebruikte en blies zo zelfs enkele van zijn lenzen. Zijn klassieke microscoop met één lens was zijn eigen uitvinding. Om de microscopen en hun scherpstelsysteem, de meeste van zilver, te maken, moest hij het erts scheiden en het metaal bewerken met behulp van de technieken van smeden en zilversmeden. Meer dan vijftig jaar maakte hij er gemiddeld één per maand.
Nadat Leeuwenhoek met zijn waarnemingen was begonnen, leerde hij geleidelijk ook andere laboratoriumvaardigheden: ontleden, voorbereiding van preparaten en tekenen en beschrijven van waarnemingen. Zeer precies werk. Het gebruik van een mes en rechte spelden om het sperma van een vlo te nemen en het klaar te maken voor waarneming voordat het sperma stierf, was een vaardigheid die jaren duurde om te perfectioneren.

René Descartes was een Franse filosoof en wiskundige die leefde in de 17e eeuw. Hij staat bekend om zijn vele belangrijke bijdragen aan de filosofie en wiskunde, maar een van zijn ideeën was de bolvormige theorie van materie. Volgens Descartes bestaat alle materie in het universum uit kleine deeltjes die gevormd zijn als kleine ballen, of “bolletjes”. Deze bolletjes zijn voortdurend in beweging en kunnen worden herschikt om verschillende soorten materie te vormen, zoals vaste stoffen, vloeistoffen en gassen. Descartes geloofde dat de verschillende eigenschappen van materie, zoals de dichtheid, kleur en textuur, allemaal worden bepaald door de grootte, vorm en beweging van deze bolletjes. Als bijvoorbeeld de bolletjes in een stof dicht op elkaar zitten, zal het een vast materiaal zijn, maar als ze vrij kunnen bewegen, zal het een vloeistof of gas zijn. De bolvormige theorie van materie was een belangrijk idee in de geschiedenis van de wetenschap omdat het wetenschappers hielp om de fysieke eigenschappen van materie op een nieuwe manier te begrijpen. Tegenwoordig hebben we een gedetailleerder begrip van de structuur van materie op het atomaire en subatomaire niveau, maar het idee van Descartes van kleine, bolvormige deeltjes blijft een belangrijk onderdeel van de geschiedenis van de wetenschap.

Nadat het aantal brieven aan de Royal Society en zijn bekendheid groeide, leerde Leeuwenhoek technieken als modeltekenen, graveren, vertalen en publiceren. En hij moest de enorme hoeveelheid dingen beheren die hij in de loop der jaren had verzameld: preparaten, microscopen, aantekeningen, handschriften, roodkrijttekeningen, gegraveerde platen, brieven en uitgegeven pamfletten en boeken.
Maar misschien wel het belangrijkste was dat hij altijd bleef leren door zijn kleine lenzen te kijken, een vaardigheid waar hij trots op was. Terwijl hij geleidelijk kennis vergaarde op basis van zijn waarnemingen en experimenten, kreeg hij er steeds meer vertrouwen in dat zijn ideeën juist waren. Hij vond het heerlijk om het advies dat artsen aan patiënten gaven tegen te spreken en om de verhalen van oude vrouwen en gezond verstand, maar onjuiste wijsheid, te ontmaskeren.

Leeuwenhoek was het grootste deel van zijn volwassen leven de beroemdste man in zijn geboorteplaats Delft. Bezoekers aan zijn huis, honderden, niet altijd welkom, kwamen uit heel Europa om het met eigen ogen te zien. Hij ontwikkelde een showcase-experiment om ze iets te laten zien dat ze gemakkelijk konden zien en begrijpen: de bloedsomloop in een halfdode aal.
Van Leeuwenhoek presenteerde zichzelf graag als de ongeschoolde buitenstaander die altijd bereid was zijn ideeën door geleerden te laten corrigeren. Hoe zijn relatie met de wetenschappers verliep is onderwerp van onderzoek. Deelde Van Leeuwenhoek wat hij wist en wat hoe hij zijn waarnemingen deed? Of hield hij ook dingen liever voor zichzelf?
Van Leeuwenhoek wisselde brieven uit met enkele van de leidende denkers van de vroege Verlichting, bijvoorbeeld Robert Hooke en Gottfried Leibniz. Hij beschouwde zijn verkiezing tot lid van de Royal Society in Londen als zijn hoogste eer, hoewel de Society lange tijd geen contact met hem had. Van de 165 brieven die Leeuwenhoek zelf in Nederlandse en Latijnse vertalingen publiceerde, verschenen er slechts 41 ook in het tijdschrift Philosophical Transactions van het Society.
De meeste biografieën van Leeuwenhoek besteden meer aandacht aan wat Leeuwenhoek ontdekte dan aan de details van zijn dagelijks leven. Wie meer over die details wil weten, heeft een paar artikelen, meestal in het Nederlands, van W.H. van Seters. De beste plek om meer te weten te komen over het leven in Leeuwenhoek is de Engelstalige website Lens op Leeuwenhoek.
Antoni Van Leeuwenhoek as a person
The events, exhibits, and publications during Leeuwenhoek Year 2023 emphasize, and rightly so, the scientific accomplishments of Antoni van Leeuwenhoek, one of the giants in the history of science, the man who pioneered the study of microbial life and microscopic structures and processes. Even more, he did it as an ordinary citizen, without a formal education, knowledge of Latin, or a position in society that commanded respect. He did it with self-made microscopes and a relentless curiosity.
His story is told primarily in the hundreds of letters and drawings reporting his observations and experiments. They are the source documents for the dozens of books and articles, especially in the last century, that have shaped our understanding of Leeuwenhoek’s contributions to science in his own time as well as today.
However, not as much attention has been paid to the person. We are now learning more about his personal life through new research in the archives and close reading of his letters.
Antoni van Leeuwenhoek lived in Delft with his parents, grandparents, sisters, aunts, uncles, cousins, wives, and children, so he attended many weddings and funerals, including that of both of his wives and four of their infant children. He went to school, but he did not do well. He was an apprentice twice, the second time with success. He ran a draper’s shop out of his house in the fashionable part of Delft. He frequented the still-standing Comanscolff on the Oude Langendijk, the guild hall for his St. Nicolaas merchants’ guild, of which he stayed a member long after he closed his shop.
He bought and sold property, borrowed money, and paid a mortgage. He drank tea to treat his hangovers. He owned a garden outside of the city walls as well as a parrot, and, for a time, a horse. He cleaned his own gutters. He was the supervisor of trash collection in his neighborhood. He traveled to visit relatives in Rotterdam and friends in Antwerp, Zeeland, and Utrecht. In 1693, he contributed to a fund to ransom a neighbor’s son from Algerian pirates.
Leeuwenhoek was also a valued city official. Although his mother had married down in the social hierarchy, her family had been among the city’s ruling regents for centuries. The mayors and magistrates first trusted Leeuwenhoek, still in his twenties, to assist their work in city hall, and soon began entrusting him with other tasks.
They appointed him to be one of two district supervisors, responsible for reporting on the quality of life in the city. A dozen times, they asked him to supervise the estate of a deceased or insolvent person. For his first case, he straightened out the finances of a young man who had squandered his inheritance. His most famous case was the tangled, debt-ridden estate of the painter Johannes Vermeer.
The mayors and magistrates also appointed Leeuwenhoek as an assistant wine gauger and later promoted him to be chief wine gauger, responsible for collecting the city’s excise taxes on imports and exports of wine. These jobs let Leeuwenhoek prosper and pass a sizable estate to his only child, Maria. When she died, she was one of the wealthiest people in Delft.
Leeuwenhoek was a learner. Although he did not advance far with formal schooling, as an apprentice to an Amsterdam linen merchant, he learned how to run a business. Later, he was certified as a surveyor, which equipped him with the advanced mathematics needed to function as a wine gauger. In the years before he began writing to the Royal Society, he learned about the ideas of René Descartes, the philosopher who helped further the scientific revolution and who also worked in the Republic of the Netherlands. Descartes’s globular theory of matter informed Leeuwenhoek’s descriptions of his observations throughout his career.
Leeuwenhoek’s work as a maker of scientific instruments involved countless hours at a lathe grinding and polishing tiny lenses. He blew glass to make tubes and other instruments and even some of his lenses. His classic single-lens microscope was his own invention. To make the microscopes and their focusing system, most of them silver, he needed to separate the ore and work the metal using the techniques of blacksmithing and silversmithing. Over fifty years, he made an average of one microscope per month.
After Leeuwenhoek began his observations, he gradually added other laboratory skills: dissection, specimen preparation, and drawing and describing observations. Extremely precise work. Using a knife and straight pins to take the sperm from a flea and prepare it for observation before the sperm died was a skill that took years to perfect.
After the number of letters and his fame grew, Leeuwenhoek learned to purchase services from experts in figure drawing, plate engraving, translating, printing, binding, and bookselling. Finally, he had to manage the enormous amount of things that he accumulated over the years: specimens, microscopes, notes, manuscripts, red chalk drawings, engraved plates, letters, and published pamphlets and books.
Perhaps most importantly, he learned how to see through his tiny lenses, a skill that he prided himself on. As he gradually accumulated knowledge based on his observations and experiments, he became increasingly confident that his ideas were correct. He took delight in contradicting the advice that medical doctors gave to patients and in debunking old wives’ tales and commonsense, but erroneous, wisdom.
Leeuwenhoek was the most famous man in his hometown of Delft for most of his adult life. Visitors to his house, hundreds of them, not always welcome, came from all over Europe to see for themselves. He developed a showcase experiment to show them something they could easily see and understand: the circulation of blood in a half-dead eel. He fashioned himself as the uneducated outsider always willing to have his ideas corrected by his betters.
He corresponded with some of the leading thinkers of the early Enlightenment, for example, Robert Hooke and Gottfried Leibniz. He considered his election to the Royal Society in London his highest honor, though the Society went for long periods without any contact with him. Of the 165 letters that Leeuwenhoek published himself in Dutch and Latin translations, only 41 of them also appeared in the Society’s journal, Philosophical Transactions.
The book-length biographies of Leeuwenhoek give more attention to what Leeuwenhoek discovered than they do to the details of his daily life. Those who want to learn more about those details have a few articles, mostly in Dutch, by W.H. van Seters. The best place to learn more about Leeuwenhoek’s life is the English-language website Lens on Leeuwenhoek.
René Descartes was a French philosopher and mathematician who lived in the 17th century. He is known for his many important contributions to philosophy and mathematics, but one of his ideas was the spherical theory of matter. According to Descartes, all matter in the universe consists of small particles formed as little balls, or “little spheres”. These spheres are constantly in motion and can be rearranged to form different types of matter, such as solids, liquids, and gases. Descartes believed that the different properties of matter, such as density, color, and texture, are all determined by the size, shape, and motion of these spheres. For example, if the spheres in a substance are closely packed together, it will be a solid material, but if they can move freely, it will be a liquid or gas. The spherical theory of matter was an important idea in the history of science because it helped scientists understand the physical properties of matter in a new way. Today, we have a more detailed understanding of the structure of matter at the atomic and subatomic level, but Descartes’ idea of small, spherical particles remains an important part of the history of science.
Tekst: Douglas Anderson, Lens on van Leeuwenhoek
Bewerking Nederlands: Rolf Schreuder